Op 2 juni is een consultatie geopend over een verzamelbesluit pensioenen. De reactietermijn loopt tot 25 juni. Wellicht het meest in het oog springende onderwerp is de ruimte die wordt gecreëerd om na transitie geleidelijk toe te groeien naar het beoogde beleggingsbeleid. De huidige wetgeving biedt die ruimte wel vóór het transitiemoment, maar niet erna. De toegroei mag plaatsvinden over een periode van twaalf maanden, waarbij onder meer moet worden onderbouwd dat de tijdelijke afwijking in het belang van de deelnemers is en niet langer duurt dan noodzakelijk. In geval van een solidaire premieovereenkomst mag het fonds volgens het voorstel ook tijdelijk de toedelingsregels voor toedeling beschermingsrendement aanpassen.
Een tweede aanpassing betreft de vereisten ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen. De huidige wetstekst stelt dat indien een fonds niet beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen gekeken moet worden naar het gemiddelde over de voorgaande twaalf maanden. In het voorstel wordt dat nu zo aangepast dat in dat geval wordt gekeken of het fonds op het voorgaande jaareinde beschikte over het minimaal vereiste eigen vermogen.
Als vervolgens blijkt dat een fonds op twee opeenvolgende jaareindes minder eigen vermogen heeft dan minimaal vereist, geeft het voorstel aan dat het onder voorwaarden de solidariteits- of risicodelingsreserve aan kan wenden om het tekort op te heffen. Hoewel de wens daartoe begrijpelijk is komt deze voorgestelde wijziging de zuiverheid van de balansvoering naar onze mening niet ten goede. Eén van de voorwaarden is dat deze doelstelling van de reserve in fondsdocumenten benoemd moet zijn.
De consultatietekst maakt verder mogelijk dat fondsen bij de toedeling van beschermingsrendementen rekening houden met onttrekking van kosten van het vermogensbeheer die betrekking hebben op de bescherming tegen renterisico. Daarmee kunnen ex ante herverdelingseffecten worden voorkomen.
Tot slot bepaalt de consultatietekst onder meer dat het bedrag dat nu onder de navigatiemetafoor staat (het opgebouwde pensioen) komt te vervallen, en dat de termijn voor de uitvoering van individuele waardeoverdrachten wordt verlengd zodat deze beter aansluit bij de gangbare termijnen voor maandelijkse rendementstoedelingen.
Op 28 mei heeft de minister het ontwerpbesluit voor de vaststelling van de transitietermijnen aan de kamer gezonden. Daarmee wordt, ten langen leste, het uitstel van de uiterste transitiedatum van 1 januari 2027 naar 1 januari 2028 bekrachtigd. Dit nadat de Tweede Kamer had ingestemd met de daarvoor benodigde wetsaanpassing. Anders dan in de eerste voorstellen, en zoals al enige tijd bekend, verschuift met de uiterste transitiedatum ook de uiterste indieningsdatum voor het implementatieplan – tot uiterlijk twaalf maanden voor het beoogde transitiemoment.
Wat opvalt is onder meer dat de compensatieperiode niet wordt verlengd en onveranderd eindigt op 31 december 2026. Verder is de datum voor indiening van het overbruggingsplan in 2026 en 2027 (anders dan dit jaar) al op 1 april gesteld.