Op 31 maart is een consultatie geopend over enkele wijzigingen in het vrijstellings- en boetebesluit, met name voor wat het overgangsrecht betreft. Dat overgangsrecht wordt zodanig aangepast dat voor werkgevers die een later transitiemoment beogen dan het bedrijfstakpensioenfonds waarvan zij zijn vrijgesteld in de periode tussen de transitie van dat fonds en hun eigen transitie kunnen volstaan met een toets op de financiële gelijkwaardigheid. Het zelfde geldt als de werkgever juist eerder dan het fonds overgaat naar het nieuwe stelsel. Toetsing op actuariële gelijkwaardigheid kan dus achterwege blijven tot het moment waarop zowel de vrijgestelde werkgever als het fonds over zijn gegaan.
Te bezien valt dan nog hoe de gelijkwaardigheidstoetsing eruit moet zien, zowel voor werkgevers met een premieregeling met progressieve premie als voor werkgevers met middelloonregelingen. Op grond van de Regeling vrijstellingen kan geconcludeerd worden dat de premie in beide gevallen gelijk moet zijn aan een percentage van de maximum premiestaffels in artikel 38r van de Wet op loonbelasting dat gelijk is aan de netto premie bij het bedrijfstakpensioen gedeeld door het fiscale maximum van 30%. Het lijkt ons goed dat verduidelijkt wordt hoe getoetst wordt of aan die eis wordt voldaan, en in het bijzonder of aan die verhouding op niveau van de totale populatie of voor elke afzonderlijke leeftijd dient te worden voldaan.