Afschaffing van de 80%-regel om deelname aan aanvullende pensioenregelingen te stimuleren
Ondanks de inspanningen van de overheid om pensioensparen via aanvullende pensioenregelingen aan te moedigen, bleek uit een studie van SIGEDIS in 2019 dat 36% van de werknemers nog steeds geen aanvullend pensioen heeft (ook bekend als het tweede pijler systeem). In het licht van deze resultaten is het huidige tweede pijler systeem een veelbesproken onderwerp dat vaak wordt bekritiseerd vanwege het gebrek aan aantrekkelijkheid.
Om dit probleem op te lossen, stimuleert de overheid deelname aan deze aanvullende pensioenregelingen door fiscale voordelen aan te bieden, waaronder de fiscale 80%-regel. Volgens deze regel kan de werkgever de pensioenbijdragen volledig aftrekken als het totaal van het wettelijke pensioen en het aanvullende pensioen niet meer bedraagt dan 80% van het jaarlijkse brutoloon van de werknemer. Een zeer omslachtig systeem dat aanleiding geeft tot ingewikkelde berekeningen en belastingcontroles die regelmatig voor de rechter belanden.
In 2020 analyseerde het Rekenhof de doeltreffendheid van de fiscale stimulansen om een aanvullend pensioen op te bouwen. Het Rekenhof benadrukte de complexiteit van de 80%-regel die de aftrekbaarheid van betaalde bijdragen beperkt en deed de aanbeveling om een eenvoudig en allesomvattend berekeningssysteem aan te nemen dat de uitvoering van aanvullende pensioenplannen verder zou stimuleren.
Als gevolg daarvan werd in september 2020 in het regeerakkoord van de Belgische regering een mandaat opgenomen om een belastinghervorming voor te bereiden om het belastingstelsel te moderniseren en te vereenvoudigen. In de zomer van 2022 publiceerde minister van Financiën Van Peteghem een visienota over een belastinghervorming die het onderwerp was van verschillende discussies, waaronder een studienota opgesteld door professor Delanote van de Universiteit Gent.
“Iedereen moet het wettelijk pensioen kunnen aanvullen met een fiscaal voordelig aanvullend pensioen.”
Minister van Peteghem
In maart 2023 presenteerde minister Van Peteghem de 1ste fase van het belastinghervormingsproject dat een directe impact heeft op de aanvullende pensioenen in het tweedepijlersysteem. Minister van Peteghem gaf in zijn project aan dat het doel van de hervorming is om: "de mogelijkheid te bieden om het wettelijk pensioen aan te vullen met een transparant en fiscaal efficiënt aanvullend pensioen. Iedereen moet het wettelijk pensioen kunnen aanvullen met een fiscaal voordelig aanvullend pensioen."
Daarom wordt in de belastinghervorming voorgesteld om de 80%-regel te vervangen door een maximale bijdrage die afhankelijk is van het normale jaarlijkse brutoloon. De maximale bijdrage werd bepaald op basis van de "Circulaire Massard" van 4 februari 1987 en is gelijk aan:
Op voorwaarde dat het belastinghervormingsproject wordt goedgekeurd, zal de bovenstaande formule vanaf 2037 ook worden beperkt tot 25% op het totale normale bruto jaarsalaris.
In de huidige praktijk, wanneer de 80%-regel niet wordt gerespecteerd en de bijdragen de 80%-grens overschrijden, zijn de werkgeversbijdragen niet fiscaal aftrekbaar voor de werkgever en kunnen de werknemersbijdragen de belastingaftrek verliezen. Bijgevolg draagt de werknemer niet het gewicht van de belasting op de werkgeversbijdragen en in de praktijk heeft dit geleid tot het opzettelijk overschrijden van de limieten.
Om het opzetten van aanvullende pensioenregelingen buiten deze limieten te ontmoedigen, zullen, als het belastinghervormingsproject wordt aangenomen, bijdragen die boven de vastgestelde limiet worden betaald, voortaan volledig belastbaar zijn voor de werknemer als een voordeel in natura en aftrekbaar zijn als loon door de werkgever. Het belangrijkste effect op de belastingheffing verschuift dus van de werkgever naar de werknemer, wat werkgevers zou moeten ontmoedigen om de limieten opzettelijk te overschrijden.
Sommige critici hebben benadrukt dat dit zou kunnen leiden tot een risico van dubbele belasting, aangezien bijdragen zowel belast zouden worden wanneer de limiet wordt overschreden als wanneer het kapitaal wordt gestort op het moment van pensionering. Om dit risico van dubbele belastingheffing op te lossen, voorziet het hervormingsproject in de vermindering van aanvullende pensioenuitkeringen waarbij de bedragen van de voordelen in natura al belast worden. Dit zou echter de bewijslast bij de deelnemers leggen, die gedwongen zouden worden om pensioendocumenten over hun hele loopbaan op te vragen om deze belastingvermindering te verkrijgen.
In het huidige systeem heeft de werkgever de mogelijkheid om de ongebruikte marge van een bepaalde belastingperiode over te dragen naar een volgende periode: het "rugzak"-effect. Het belastinghervormingsproject zou dit "rugzak"-effect beperken tot een limiet van 10 jaar binnen de onderneming.
Een andere toevoeging van het belastinghervormingsproject is de opname van enkele overgangsmaatregelen op de bovenstaande formule tot 2043 voor defined benefit (DB) pensioenen, waarbij de maximale bijdrage in de loop van de tijd zal afnemen:
Op dit moment heerst er veel onzekerheid over de exacte componenten van de berekening van die bijdrage (collectieve gefinancierde defined benefit (DB) pensioenen hebben namelijk geen individuele bijdragen), maar ook over de combinatie van defined benefit (DB) pensioenen and defined contribution (DC) regelingen.
De besprekingen tussen de kabinetten zijn gestart in maart 2023 met als doel een regeringsakkoord te bereiken over de 1e fase van de belastinghervorming en goedkeuring door het parlement tegen de zomer van 2023. De belastinghervorming zal naar verwachting in januari 2024 in werking treden.
Toch wordt het belastinghervormingsproject momenteel geconfronteerd met veel kritiek en verzet. De sociale partners (werkgeversorganisaties en vakbonden) hebben op 14 maart 2023 een interprofessioneel akkoord (IPA) gesloten waarin ze vragen om een fiscale status quo tot 1 januari 2028. Op 16 maart 2023 hebben de sociale partners die werken aan de harmonisatie van het pensioenstelsel van de tweede pijler de regering verzocht om de belastinghervorming uit te stellen tot 2030.