In een rondetafelbijeenkomst op 7 juni hebben DNB en AFM het toezicht rond collectieve waardeoverdrachten nader toegelicht. Dat onder meer vanwege enkele recente en aanstaande ontwikkelingen in dat toezicht. Dat is uiteraard relevant voor fondsen die een collectieve waardeoverdracht overwegen (naar een ander bedrijfstakpensioenfonds, en algemeen pensioenfonds of een verzekeraar), maar werpt in zekere zin ook zijn schaduw vooruit naar de overgang naar het nieuwe stelsel en in het bijzonder de invaarexercities die daarbij aan de orde kunnen zijn.
Het betreft onder meer de mogelijkheid van opschorting die wordt geïntroduceerd. DNB signaleert dat collectieve waardeoverdrachten in de afgelopen jaren gemiddeld genomen complexer zijn geworden, zodat adequate onderbouwing des te belangrijker is. Als de verstrekte onderbouwing niet afdoende is, of als het dossier niet compleet is, dan kan DNB ertoe besluiten op te schorten. Een gevolg daarvan kan zijn dat de beoogde waardeoverdrachtsdatum niet wordt gerealiseerd.
Een tweede ontwikkeling is dat DNB nadere guidance heeft ontwikkeld bij de kwantitatieve onderbouwing die van fondsen wordt gevraagd bij een collectieve waardeoverdracht. In geval van complexe collectieve waardeoverdrachten kan DNB die onderbouwing opvragen. Onderdeel daarvan behoort te zijn dat fondsen nagaan of de collectieve waardeoverdracht ook bij (gedurende de instemmingsperiode) wijzigende financiële omstandigheden, zoals een veranderend dekkingsgraadverschil, evenwichtig blijft. Daarbij dient de evenwichtigheid voor zowel de toetredende als de overnemende als (indien aan de orde) de achterblijvende populatie te worden beoordeeld. De berekeningen moeten, zo stelt DNB, stochastisch zijn, en inzicht geven in de effecten voor verschillende cohorten. Idealiter wordt gebruik gemaakt van een nettoprofijtberekening, zoals dat naar het zich laat aanzien ook het geval zal zijn voor de transitie naar het nieuwe stelsel.
Ten derde heeft de AFM einde vorig jaar een leidraad gepubliceerd waarin de vereisten aan de communicatie rond collectieve waardeoverdrachten uiteen wordt gezet. Informatie moet tijdig, duidelijk, correct en evenwichtig zijn. Op grond van artikel 48 van de Pensioenwet moet de informatie bovendien aansluiten bij de kenmerken van de deelnemer.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Wichert Hoekert.