Deze knelpunten behelzen met name de onevenwichtigheid die ontstaat doordat bij de inkoop van nettopensioen in de basisregeling van het fonds rekening moet worden gehouden met een opslag ten behoeve van het vereist eigen vermogen. Dit ongeacht de vermogenspositie van het fonds. Feitelijk betaalt de deelnemer hiermee – bij de huidige dekkingsgraden, die merendeels lager zijn dan de vereiste dekkingsgraad - voor een mate van zekerheid die hij niet krijgt. Bij de aankoop moet voorts zoveel mogelijk voorkomen worden dat er een vermenging plaatsvindt tussen bruto en netto uitkeringen.
De staatssecretaris stelt in de brief voor dit aan te passen, en inkoop plaats te laten vinden op basis van de aanwezige dekkingsgraad van het fonds, maar ten minste op basis van de minimaal vereiste dekkingsgraad. Een aanvullende conditie die zij voorstelt is dat het procentuele inkooptarief ten minste gelijk is aan de feitelijke premie van het fonds, eveneens uitgedrukt als percentage van de daarmee aan te kopen aanspraken. Die extra conditie kan beperkend zijn als de premiedekkingsgraad hoger is dan de aanwezige dekkingsgraad. Overigens is niet geheel duidelijk hoe het ministerie voor ogen heeft dat daarbij rekening wordt gehouden met een (al dan niet toegepaste) doorsneesystematiek.
Verder heeft de deelnemer uit hoofde van de regelgeving omtrent taakafbakening momenteel geen mogelijkheid om bij een verzekeraar een pensioenuitkering aan te kopen indien sprake is van een vrijwillige regeling. Weliswaar bestaat er thans in algemene zin een shopmogelijkheid maar deze ziet alleen op het aankopen van een vorm van een pensioenuitkering bij een verzekeraar indien het pensioenfonds die productvorm niet aanbiedt. Voorts geldt deze shopmogelijkheid niet bij een vrijwillige regeling omdat de taakafbakening dit blokkeert.
De taakafbakening schrijft voor dat inkoop van een pensioenuitkering uit een pensioenkapitaal uit hoofde van een vrijwillige regeling in de basisregeling moet plaatsvinden, tenzij er sprake is van een werkgeversbijdrage van minimaal 10% van de premie. Omdat van het laatste veelal geen sprake is, bestaat er dus de verplichting om bij het pensioenfonds in te kopen waarbij vervolgens moet worden voldaan aan de voorschriften in het kader van de fiscale hygiëne. Om deze verplichting weg te nemen stelt het kabinet voor de taakafbakeningregels te versoepelen. Dit naast de maatregelen met betrekking tot de voorschriften in het kader van de risicovrije opslag. Op deze wijze wordt aan de deelnemer een ruimer keuzepalet geboden.
Het komt erop neer dat de deelnemer die pensioneert uit een nettopensioenregeling bij een pensioenfonds alsnog de mogelijkheid krijgt om zich te wenden tot een verzekeraar voor de aankoop van een nettopensioenuitkering. Met de keuze voor de opbouw van pensioenkapitaal binnen het pensioenfonds verspeelt de deelnemer hiermee niet zijn recht om voor de uitkeringsfase alsnog voor een verzekeraar te kiezen.
Bij de aangekondigde wijziging van de taakafbakeningwetgeving wordt alleen gerept over nettopensioen. Het is de vraag of deze versoepeling van de taakafbakeningsregelingook gaat gelden voor pensioenkapitalen die zijn (worden) opgebouwd op basis van brutoregelingen in het kader van vrijwillig bijsparen. Immers deelnemers aan dergelijke regelingen worden feitelijk met dezelfde knelpunten geconfronteerd. Het enige verschil is dat de problematiek inzake de fiscale hygiëne daarbij niet speelt.