Ga naar de hoofdinhoud
main content, press tab to continue
Artikel | Accent op Pensioenfondsen

Pensioenakkoord - het belang van datakwaliteit bij invaren

Door Wichert Hoekert en Heino de Geus | December 15, 2020

Vergroten verandervermogen van belang bij grote transitie naar het pensioenakkoord
Retirement
Pensioenakkoord

De komende jaren zullen pensioenfondsen hun transitie naar het pensioenakkoord voorbereiden. In afwachting van nadere wetgeving, en meer nog wellicht in afwachting van besluitvorming door sociale partners, is de rol van het fondsbestuur in eerste instantie overwegend passief. Toch is achterover leunen allerminst aan de orde. Niet alleen zal het fonds een kaderstellende en faciliërende rol moeten vervullen bij de besluitvorming door sociale partners, maar bovendien moet het zichzelf voorbereiden op de grote veranderingen die aanstaande zijn. Dat kunnen fondsen doen door – om een gevleugelde term te gebruiken die DNB daar in afgelopen jaren voor heeft gemunt - het verandervermogen te vergroten.

Ten dele ligt de vergroting van verandervermogen op het gebied van cultuur en gedrag.

Ten dele ligt de vergroting van verandervermogen op het gebied van cultuur en gedrag. De geesten moeten rijp worden gemaakt voor verandering, en dat kan ook betekenen dat andere mensen of een andere structuur nodig zijn om het veranderproces te begeleiden. Maar ook de omstandigheden en de infrastructuur moeten zodanig zijn dat ze gereed zijn voor verandering. Hoog op de agenda moet daarbij wat ons betreft staan de datakwaliteit binnen de pensioenadministratie.

Hoog op de agenda moet wat ons betreft staan de datakwaliteit binnen de pensioenadministratie.

Op het moment van overgang zal op individueel niveau moeten worden bepaald wat de effecten ervan zijn. In concreto betekent dat ook dat per individu moet worden bepaald wat de eventuele compensatie is, en wat zijn of haar kapitaal of voor de uitkering gereserveerd vermogen wordt na (eventueel) invaren. Met name die omzetting van aanspraken naar kapitalen vergt dat de administratie op het moment van de transitie compleet en correct moet zijn. Niet alleen vanwege het belang van de omzetting en de relatie ervan met het compensatievraagstuk, maar ook omdat onjuistheden die op een later moment nog worden geconstateerd niet of nauwelijks meer uit fondsvermogen gecorrigeerd kunnen worden.

Als er in het huidige stelsel een fout in een geadministreerde aanspraak of een geadministreerd recht aan het licht komt, kan dat worden rechtgezet ten laste van het eigen vermogen. Hoewel het eigen vermogen toebehoort aan de fondsdeelnemers, plus tot op zekere hoogte aan toekomstige deelnemers, wordt aanwending ervan voor de reparatie van geconstateerde onjuistheden over het algemeen niet als oneigenlijk beschouwd. In de nieuwe contractsvormen zal dat niet of veel minder makkelijk het geval kunnen zijn. Het gehele fondsvermogen zal immers toegedeeld zijn aan deelnemers, dan wel aan de solidariteitsreserve. Het onttrekken van gelden aan expliciet toegewezen vermogen zal op bezwaren stuiten, wellicht van wetswege maar anders toch in elk geval ook van de deelnemers die het betreft.

Geheel ondenkbaar is het niet dat er een wettelijk mechanisme wordt ingericht om foutcorrecties uit fondsvermogen mogelijk te maken, en vermoedelijk is dat ook noodzakelijk omdat het niet mogelijk is om fouten (zowel uit het verleden als in de toekomst) geheel uit te sluiten. Verwerking als actuarieel resultaat, waarbij de tegenvaller via een spreidingsmechanisme wordt toegedeeld aan de deelnemers, of ten laste van een beperkt aangehouden (want wellicht minimaal vereist) eigen vermogen zijn dan nog enkele – en weinig elegante – opties. Een vereiste vermogenscomponent vergelijkbaar met het weerstandsvermogen, zoals algemeen pensioenfondsen en PPI’s dat aanhouden, behoort ook tot de mogelijkheden. In Pensioen Pro werd eerder de verplichte invoering van een stroppenpot geopperd met onder meer dit oogmerk. De voorgeschreven hoogte van een dergelijke stroppenpot kan gerelateerd zijn aan een inschatting van de risico’s, die mede afhangen van de kwaliteit van de datagovernance.

Veel beter is het uiteraard om zoveel mogelijk te voorkomen dat dergelijke onjuistheden zich voordoen, overigens ook omdat de Pensioenfederatie ervoor pleit de gehele administratieve historie maximaal twee jaar na de transitie af te sluiten. Vanaf dat moment wordt elke correctie onmogelijk of in elk geval niet aantoonbaar. Datakwaliteit moet dan ook, idealiter met een foutmarge van nul, in orde zijn vóórdat de transitie kan plaatsvinden. De meeste fondsen hebben al in toenemende aandacht voor datakwaliteit, ook vanuit de sleutelfunctiehouders, maar veelal is die aandacht nu primair procesgericht.

Om de kwaliteit van de data tijdig op het benodigde niveau te krijgen, doen fondsen er goed aan nu al te beginnen met projecten om daar te komen.

Om de kwaliteit van de data tijdig op het benodigde niveau te krijgen, doen fondsen er naar onze mening goed aan nu al te beginnen met projecten om daar te komen. Er moet immers voldoende tijd zijn om bevindingen die worden gedaan te ondervangen, en voorkomen moet worden dat eventuele verbeterwerkzaamheden nog gaande zijn in de fase waarin het fonds de cijfermatige inzichten voor de transitie vanwege het pensioenakkoord aanscherpt. Niet alleen omdat dat beeld daardoor kan worden vertroebeld, maar vooral omdat zowel bij het fonds als bij de uitvoeringsorganisatie de aandacht op dat moment hard nodig zal voor de transitie zelf. Die dataprojecten moeten naar onze mening daadwerkelijke detailcontroles op de juistheid van aanspraken zijn.

Zo kan een gedegen en tijdig project voor verbetering van de datakwaliteit bijdragen aan het verandervermogen. Een fondsbestuur moet zich hebben ingespannen om de kwaliteit op orde te hebben zodat de kans op onjuistheden tot een minimum wordt beperkt, en op een zodanig moment dat bevindingen in het dataproject (en die zullen er bij alle fondsen zijn) de besluitvormingsfase voor de eigenlijke transitie niet doorkruisen. Dat is meer dan een formaliteit – dat is een verantwoordelijkheid van een fondsbestuur. Die verantwoordelijkheid zou bij continuïteit van het fonds in toekomstige jaren en in geleidelijke vorm tot uiting zijn gekomen, maar door het doorbreken van die continuïteit in het invaarmoment condenseert die verantwoordelijkheid zich in dat ene moment.

Dit artikel is geschreven ter gelegenheid van het PensioenPro congres van december 2020.

Auteurs

Member of the Retirement leadership team

LinkedIn|Twitter


Senior Consultant Retirement

Contact us